Foto: RVD |
Ook historicus Cees Fasseur schreef in zijn tweedelige biografie, eind jaren negentig, dat de koningin in de avond van 4 mei 1902 was bevallen van een doodgeboren kind. Het was gebeurd voordat de Utrechtse gynaecoloog Benjamin Kouwer om 17.30 uur op het Loo arriveerde, aldus Fasseur. Kouwer kon niets doen.
Maar zo ging het volgens schrijfster Trudy Deheu niet, blijkt uit het boek Ei, foetus, baby. In het boek beschrijft ze hoe de kennis over zwangerschap en de beëindiging daarvan in de afgelopen eeuwen tot stand kwam.
Dehue ontdekte dat overzeese kranten als het Soerabaijasch Handelsblad berichtten over een ‘abortus provocatus’ die het leven van de koningin had gered. De kranten noemden daarbij een telegram dat Wilhelmina’s echtgenoot prins Hendrik naar zijn familie in Duitsland had gestuurd.
De meeste binnenlandse kranten volgden de bulletins van het koningshuis en meldden slechts dat de koningin ‘ontijdig was bevallen’, aldus Dehue. Maar niet allemaal. Er verschenen ook berichten dat er op 4 mei ‘gevaar dreigde voor het leven van de geliefde vorstin’ en dat Kouwer ‘tijdig aanwezig was (...) toen een operatie niet langer kon worden uitgesteld’.
Een abortus – destijds verboden maar wel gedoogd – was onontkoombaar omdat Wilhelmina een tyfusinfectie had opgelopen, schrijft de emeritus hoogleraar. Zeker in tijden waarin antibiotica ontbraken, was dat voor het kind maar ook voor de moeder levensgevaarlijk. “Het is heel duidelijk dat de monarchie, zoals we die in Nederland kenden, aan een zijden draadje hing”, zegt Dehue. “Als Wilhelmina toen was overleden, zou die via een van haar neven in Duitse handen zijn gekomen.”
Wat dan ook de waarheid mag zijn over deze gebeurtenis, feit is wel dat Wilhelmina hierna nóg vier miskramen kreeg tot Juliana in 1909 ter wereld kwam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten